1917-1937

'... de Arktos-avonden waren meestal waardevol, want we babbelden niet zozeer'

↓↓↓↓↓↓↓

De periode 1917-1922. Geschreven door E.F. Kramer-Bijdendijk (jaar '17) voor de lustrumalmanak van 1967:

'Het is geen kleinigheid, om, na een periode van 50 jaar, iets te moeten schrijven over de eerste levensjaren van Arktos. Wel is in die 50 jaar de wereld veranderd!
Het was midden in de eerste wereldoorlog op het einde van het jaar 1916, toen de A.V.S.V. nog een overzichtelijk aantal leden kende, dat we er over begonnen te denken, een eigen dispuut op te richten. Er waren toen nog maar weinig disputen, alle met een uitgesproken karakter en lang niet alle eerstejaars viel de eer te beurt, in een dispuut gevraagd te worden. Enkelen van de oprichtsters van Arktos voelden de behoefte aan een nauwere band dan alleen het lidmaatschap van de A.V.S.V. en er waren er ook, die al in een dispuut gevraagd waren, maar een eerstejaars dispuut prefereerden.
Zo besloten wij dus tot de oprichting van een eigen dispuutje, er geen moment aan denkend, dat dit 50 jaar later nog zou bestaan en dat ons dan gevraagd zou worden over die beginperiode enige zinnige woorden te schrijven. De oprichters waren zeven in getal: Ro de Jong, Lida Muntendam, Helma Tetrode, Berdien Loos, Nettie Giesen, Ella Alting Mees en ondergetekende. Wij waren, als ik daar nu nog aan terugdenk, eigenlijk nog kinderen en we hadden heel weinig pretentie, al noemden we ons naar het sterrenbeeld de "Grote Beer", wij de zeven grote, heldere sterren, omzwermd door talrijke kleine sterretjes, die in later jaren uit de navel te voorschijn zouden komen.
Meer dan sterren voelden wij ons beren. We stonden stevig met de benen op de grond. We hadden daverend veel plezier om niets, wat zich uitte in een potsierlijke berendans. Heel erg artistiek waren we niet en muzikaal al helemaal niet: we brulden hard en niet altijd even zuiver van toon: Wij zijn lid van Arrektos, leve de Beren! Als ik me nu afvraag, welk doel ons voor ogen stond met de oprichting van ons dispuut, dan moet ik bekennen dat ik dat niet weet. We waren eenvoudigweg een gezelligheidsvereniging, zonder enige officiëlerigheid of gewichtigheid.
Onze verhouding tot het Corps was voor ons geen probleem, alleen zult u uit die eerste jaren in de archieven een beroemd lied vinden, dat spreekt van een Senaat, die stond "voor spot, voor Juffrouw Schot". En Arktos beleefde roemrijke dagen, toen Lida Muntendam lid werd van de Senaat. Voor het overige beperkte het contact met het Corps zich tot het lid zijn van Nereus en A.S.T.V., misschien van Sweelinck, maar dat betwijfel ik, gezien de reeds genoemde geringe muzikaliteit der Beren. We vervulden onze bescheiden taak bij het Corpslustrum, maar traden niet op de voorgrond. We hadden eenvoudig aan onszelf genoeg. Tekenend zal het u toeschijnen, dat we op een souper ter ere van de dies, naar ik meen met ons tienen, genoeg hadden aan één fles wijn en daar misschien nog wel dronken van werden ook. In de vakantie trok het dispuut op de fiets naar Ameland of Giethoorn. Meer verlangden we niet: we waren er gelukkig mee. Nu na vijftig jaar, kan ik nog met blijdschap en dankbaarheid terugdenken aan die heerlijke, ongecompliceerde tijd van hard werken en pretentieloze gevoelens.'

↓↓↓↓↓↓↓

De 'roemrijke dagen' waar Betsie Bijdendijk over spreekt: het is de moeite waard om dat wat verder toe te lichten dan Betsie doet. Arktosiet en senator Lida Muntendam was namelijk lesbisch. En dat veroorzaakte trammelant op het corps van de vroege twintigste eeuw. Vanwege de 'kleverige vriendschappen' die Lida met andere meisjes onderhield, werd zij nota bene door het universiteitsbestuur gevraagd om haar corpslidmaatschap op te zeggen. Dat deed zij, en zo kwam Arktos aan haar geuzennaam van 'pottendispuut'.

↓↓↓↓↓↓↓

Arktos in 1932. Anonieme tekst uit de lustrumalmanak van 1967:

'Wat waren de karakteristieke eigenschappen van Arktos?

Gauw gezegd: veel gevoel voor humor, eeuwig in cafees hangen en alle nachtvoorstellingen aflopen. Een paar negatieve karakteristieken: ARKTOS hield niet van echte "lieve meisjes", vond de zorg voor uiterlijk niet het allerbelangrijkste en was niet artistiek; al waren er enkelen die goed konden akteren of tekenen. Het was geen kenmerkende eigenschap van het Dispuut. We hebben onbeschrijflijk veel plezier met elkaar gehad en gingen iedere zomer in een huisje kamperen. Otterlo, 1931Ik hoef de plaatsen Harmelen, Hulshorst of Otterloo maar te noemen en iedereen grijnst weer bij de herinnering. Overal ontdekten we onmiddellijk het enige kafé dat het plaatsje meestal rijk was en frekwenteerden dat dagelijks. We hebben eens een Kerstvacantie in Otterloo doorgebracht bij een potkacheltje, waar we om een uur of vier 's middags ontbeten, om acht uur lunchten en om twaalf uur dineerden. We kaartten tot diep in de nacht en als het helder mooi weer was, maakten we een nachtwandeling. Arktos rookte (niet allemaal natuurlijk), toen nog niet zo algemeen voor vrouwen, Arktos dronk, maar had een hartgrondige afkeer van te veel op dat gebied en onze stamkroeg was Ogni Beni in de Reguliersdwarsstraat.
Alweer tot diep in de nacht duurden onze Arktos-avonden, waar schaaltjes met lekkers nooit gepresenteerd werden, we namen en hadden het later in de burgermaatschappij erg moeilijk dat weer af te leren. We konden heel heftig debatteren en hadden vaak uitstekende gesprekken; de Arktos-avonden waren meestal waardevol, want we babbelden niet zozeer. Voor die tijd was Arktos iets geavanceerd, tegenwoordig is al het bovenstaande waarschijnlijk doodgewoon, ofschoon het in '32 minder riskant was om 's nachts over straat te lopen, dan nu. Er zijn voortreffelijke gezinnen uit Arktos voortgekomen, verscheidene in combinatie met Hebeanen. Ongehuwde en gehuwde afgestudeerden hebben het ver gebracht in de maatschappij; een behoorlijk aantal studeerde niet af. Onze enige en grootste belangstelling gold bepaald niet de huishouding.'

↓↓↓↓↓↓↓

De periode 1932-1937. Door H. Gheyselinck-Mijnlieff (jaar '32), in de lustrumalmanak van 1967:

'Een spaarzaam verlichte kamer met sigarettenrook - meer of minder gevulde wijnglazen - kussens op de grond - uitgestrekte benen - een stem die een betoog houdt - af en toe een fiks geschreeuw er tussen door - ziehier het beeld van een Arktos-avond, zoals die na 30 jaar in mijn herinnering opdaagt. Samenkomsten, die in ons eerste jaar geen onverdeeld genoegen waren omdat we door de "oudjes" overdonderd werden, maar die later als uitroeptekens op de kalender stonden. Hoogtepunten waren ieder jaar de inauguratie, de eerste week van september o.a. in Gemert, Nunspeet, Putten en Callandsoog, (geschaafde armen, enorme stapels pannekoeken, naaktzwemmen in de maneschijn) en de borreluurtjes bij Ogni Beni. Dit alles gaf een zodanige band dat na een weerzien of briefwisseling, dikwijls na dekaden, het de gewoonste zaak van de wereld bleek als een zoon voor een jaar in huis kon komen bij één, en een dochter in een ver werelddeel ging trouwen vanuit het huis van de ander.
De verhouding tot het Corps? Och ja, er was in die tijd de afscheiding van de A.V.S.V., met enige nadelige gevolgen voor een paar Arktosieten, die het er niet mee eens waren. Belangrijker waren de duurzame banden, die gelegd werden met Breero- en Hebeanen, waar dan het Arktos-lied denderend klonk, trots als wij waren en zijn om dit op onze manier te zingen.'

↓↓↓↓↓↓↓

De genoemde afscheiding van de AVSV volgde op een lustrumfeest van het mannelijke deel van het corps. Dit festijn had een groot tekort opgeleverd en de heren vonden dat de meisjes (die hun financiële zaken beter voor elkaar hadden) hen uit de brand moesten helpen. Hierop volgde protest en in 1932 de afscheiding van de AVSV. Het boek Rebels binnen de regels (zie in de media) beschrijft het Arktos uit deze tijd als volgt (p. 12): 'In deze nieuw verworven vrijheid gedroeg Arktos zich bij voorkeur als een baldadige kwajongen, die in opstand kwam tegen de AVSV en ook tegen het ASC. Arktos domineerde Kothurne, verwierf een reputatie als hét toneeldispuut en liet nuldejaars provocerende en prikkelende teksten uitvoeren, totdat de AVSV een censuur instelde.'

↓↓↓↓↓↓↓

Arktos in de late jaren twintig en de jaren dertig. Anonieme tekst, verschenen ter gelegenheid van het lustrum in 1982:

'Het was in 1926 wat leeg in Arktos: kleine aanwas in de vorige jaren, te veel jonge huwelijken en andere storende factoren. Maar toen was er gelukkig één die de tijd nam om zich aan Arktos te wijden en die bereid was - te midden van veel rommel, koekjes en chocola, zoutjes en sherry - te allen tijde ieder op te vangen, verhalen aan te horen en hulp te bieden, en die duidelijk maakte dat Arktos ook iets van je verwachten mocht. Zo was zij jarenlang een stimulans en het dispuut groeide.
Een dispuut is natuulijk een wonderlijk instituut, waar het wel eens moeilijk is je plaats te vinden. Maar voor de ± 70-jarige Arktosieten hier aan het woord heeft Arktos veel betekend en nog steeds is er een grote verbondenheid met regelmatige bijeenkomsten. Zij kunnen terugzien op veel onderlinge steun in moeilijke tijden, zoals in de oorlog met voedselgebrek en onderduik-problemen. Er kwam in de oorlog zelfs eens een schip met aardappelen uit het noorden over het IJsselmeer voor Arktos (en Hebe!). En veel van ons hebben ondervonden hoe bij persoonlijke narigheden er altijd wel een of meer Arktosieten waren op wie je terug kon vallen.

Deze vriendschappen in lief en leed
Werden in de dertiger jaren gesmeed;
Door gezelligheid tot diep in de nacht,
Vurig praten hoe je over alles dacht.
Met veel schalen met lekkers en glaasjes wijn...
Dit nu tekende ons samenzijn.
De onderwerpen betroffen zaken
Waarover we nimmer uitgepraat raakten:
Als godsdienst en boeken en psychologie
En films, toneel en grafologie.
Ik doe nu een paar losse grepen
om u terug naar die tijd te slepen

Het was de tijd waarnaar nu nog wel nostalgisch wordt teruggezien: de tijd van Jugendstil, het Bauhaus, van Marlene Dietrich, Mary Dresselhuis, van Greta Garbo, Sarah Leander en Josephine Baker, de Dreigroschenoper, Virginia Woolf, Thomas Mann, Stefan Zweig, Charles Trenet en Lucienne Boyer, van Mondriaan en Picasso (met Van Gogh's reproducties aan de donkerbehangen muren van onze zit-slaapkamers).
De dertiger jaren waren vol veranderingen, met op de achtergrond de dreiging van het nationaal-socialisme. Maar daarover maakten wij ons eerst nog geen werkelijke zorgen. Er was van alles te beleven en daar deden wij volop aan mee, op een beetje oppervlakkig zorgeloze wijze. Het moest wél "gek" zijn. Maar nu bezien was het heel braaf en burgerlijk. Het lid worden van de A.V.S.V. was voor ons nooit een punt van aarzeling geweest. De maatschappij daarbuiten was "de kille" en lag ver van ons weg. Wij verdienden er wel eens wat bij met een leerling of vertalen, maar als wij over "baantjes" spraken bedoelden wij functies in de studentenmaatschappij, d.w.z. AVSV- en Corpsgezelschappen. Er zat toen altijd wel iemand van Arktos in het AVSV-bestuur, de Lustrumcommissie of de Commissie van toezicht op de groentijd, de redactie van Propria Cures, Nereus of andere (Corps)gezelschappen, Toneel, Hockey, Schermen en Muziek. En velen zijn niet vergeten hoe een Arktosiet een van de hoofdrollen in de Amazonen speelde.
Waren wij feminist? Ja natuurlijk, maar wij hadden niet het gevoel dat er nog veel te veroveren viel. Wij studeerden toch al en dat was een voorrecht dat wij als vanzelfsprekend aanvaardden. Dat wij niet zo makkelijk in die tijd een baantje zouden krijgen was nog geen punt van zorgen, de meesten trouwden toch... Soms werden we wel eens met discriminatie geconfronteerd: het ontslag van een gehuwde ambtenares, het door een professor wat weinig verwachtingsvol bejegend worden. Maar daar deden wij ook wel wat aan. En zo zetten wij ons er ook voor in, de AVSV zelfstandig te maken, in plaats van een schatplichtig (Corps)gezelschap.'